Landbouw
De landbouw in Vlaanderen heeft traditioneel een familiaal karakter, maar wordt in toenemende mate gekenmerkt door schaalvergroting, specialisering, innovatie en verbreding en heeft in zo’n 70 % van de gevallen een beroepsmatig karakter. Intensieve sectoren maken in Vlaanderen het grootste deel van de landbouw uit: varkens-, pluimvee- en melkveehouderij, groenten en fruit, sierteelt. De landbouw wordt dus gekenmerkt door een sterke specialisatiegraad. Bijna negen op de tien bedrijven behoren tot drie subsectoren: zo’n 50% van de bedrijven heeft als specialisatie veeteelt (bijvoorbeeld rundvee, varkens, pluimvee), zo’n 20% akkerbouw en zo’n 13% tuinbouw.
De biologische landbouw neemt in Vlaanderen zo’n 5000 hectare in beslag voor zo’n 300 bedrijven. De laatste jaren nemen het areaal en het aantal bedrijven gestaag toe, mede onder impuls van het Strategisch Actieplan Biologische Landbouw, waarvan de tweede editie loopt van 2013 tot 2017.
Het belang van de landbouwsector in Vlaanderen is regionaal gebonden. De verklaring voor deze variatie ligt in de geschiedenis en in bodemfysische factoren. De Vlaamse landbouwsector is economisch zeer belangrijk enerzijds voor de eindproductiewaarde van zo’n 5 miljard euro en anderzijds voor de tewerkstelling. Vlaanderen neemt 80% van de Belgische landbouwexport voor zijn rekening.
Innovatie is van groot belang voor de economische ontwikkeling van de landbouw in Vlaanderen. Het helpt immers om de concurrentiekracht te behouden. Vooral procesinnovaties komen het meest voor. Meer dan de helft van de bedrijven investeert voornamelijk in machines en infrastructuur zoals stallen en serres. Daarna volgen innovaties in de vermarkting, zoals de overstap naar een ander afzetkanaal of de start met diverse vormen van korteketenverkoop. Op de derde plaats staan organisatorische innovaties, zoals de aanwerving van extra arbeidskrachten, de bedrijfsovername door een nieuwe bedrijfsleider en de aanpassing van de juridische structuur.